Pas na haar afstuderen raakte Syuzanna Harutyunyan verzeild in het scheikundig onderzoek. En ze heeft er nooit spijt van gehad. 'Álles is chemie, en dan voornamelijk organische chemie.’
‘Ik ga mijn kinderen echt niet dwingen chemicus te worden. Zelf werd ik het ook per ongeluk. Je volgt gewoon je levensweg en je ziet wel waar je uitkomt’, zegt Syuzanna Harutyunyan. Deze zomer haalde ze Science met de ontdekking dat belangrijke organische moleculen met elkaar willen reageren ineen mengsel van Grignardreagentia en Lewiszuren, die volgens de conventionele wijsheid niet goed te combineren zijn. In december ontvangt ze mede daarom de Gouden Medaille van de KNCV
Dat Harutyunyan op haar 39ste adjunct hoogleraar synthetische organische chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen zou zijn, mét promotierecht, had ze nooit verwacht toen ze opgroeide in Armenië. Eigenlijk wilde ze daar medicijnen gaan studeren, maar daarvoor moet je in Jerevan een zwaar toelatingsexamen doen, en ze haalde net niet het maximale aantal punten. Dus werd het farmacologie.
Hoe ben je daarna in de chemie beland?
‘Na mijn afstuderen kon ik twee maanden gaan werken in Moskou, bij een collega van mijn begeleider. Het leek me wel wat, ik kon daar bij mijn broer logeren. Die collega, Yuri Belokon, heeft heel veel invloed op mij gehad. Hij is... tja... erg enthousiast, zeer inspirerend. Wat je ook voor resultaten boekt, hij reageert altijd heel warm. Het soort reactie dat je elke dag wel wilt krijgen. Hij is nu bijna tachtig. Toen ik hoorde dat ik de Gouden Medaille kreeg, heb ik eerst mijn familie gemaild en daarna hem. En hij antwoordde binnen twee minuten.
Als farmacoloog had ik niet zoveel geleerd over organische chemie, maar hij nam de tijd om me bij te spijkeren. Na die twee maanden zei hij: waarom ga je niet in de chemie promoveren? Je kúnt het. Tijdens die promotie is het me echt gaan fascineren. En dan vooral asymmetrische katalyse. Ik weet nog de eerste keer dat ik een beetje enantioselectiviteit kreeg. Maar het was maar 28 % EE (enantiomere overmaat, red.). Ik voelde me miserabel, iedereen in het lab kreeg 90 % en mij lukte het maar niet. En dan kijk je op een dag naar je spectra en je denkt: waar is die tweede piek? Ik zie hem niet! Ik kan niet geloven dat ik 95 % EE heb! Zo sterk heb ik die emotie nooit meer gevoeld.’
Hoe kwam je daarna in Groningen terecht?
‘Ik vertelde professor Belokon dat ik als postdoc naar het buitenland wilde. Hij had Ben Feringa een paar keer ontmoet en raadde hem aan. Ik had nog nooit van Groningen gehoord, maar ik stuurde een sollicitatiemailtje en kreeg meteen antwoord.
Van Ben heb ik vooral geleerd dat niets onmogelijk is. Hij zegt vaak: ‘Ik weet dat het raar klinkt, maar waarom niet, ik denk dat het moet kunnen.’ Dat is ook een beetje mijn motto geworden.’
Na twee jaar als postdoc besloot je in de industrie te gaan werken, bij Janssen Pharmaceutica in België. Vanwaar die keuze?
‘Ik wilde mijn werk ook wel eens direct toegepast zien. Bij Janssen heb ik onder meer gewerkt aan een medicijn tegen hepatitis C dat daadwerkelijk op de markt is gebracht. Volgens mijn collega’s heb ik veel geluk gehad want je kunt ook dertig jaar in de farma werken zonder ooit één commercieel succes in handen te krijgen. Ik was op de juiste plek op het juiste moment.’
En toch ben je naar de universiteit teruggegaan.
‘Het probleem met grote bedrijven is dat projecten telkens worden gewijzigd zonder dat je daar veel invloed op hebt. Dus ik dacht: misschien moet ik wel een eigen bedrijf beginnen. Ik legde het voor aan Belokon en die zei: doe het niet, jij bent geen zakenvrouw. Maar als je zo graag een eigen zaak wilt, kun je ook een eigen vakgroep gaan managen, dat is net zoiets.
Daarom besloot ik een positie aan een universiteit te gaan zoeken. Rond die tijd vroeg Ben mij terug te komen naar Groningen en kort daarna was er een vacature. Ik denk dat het een goed advies was. Het geeft me inderdaad veel plezier om mijn groep te leiden.’
Hoe is het om studenten en promovendi te begeleiden?
‘Het is erg leuk en ik geniet ervan, maar het is echt iets anders dan zelf in het lab staan. Je geeft ze een taak mee, ze werken eraan, ze voegen eigen ideeën toe en ze komen je vertellen of het werkt. Als het werkt ben je blij, en je bent pas echt blij als het pas werkt nadat je ze een hint hebt gegeven. Maar het is toch wat anders wanneer je zelf het experiment uitvoert en het je eigen resultaten zijn. Dat mis ik toch wel een beetje.
‘Zelfs van jaren vol mislukkingen steek je veel op’
De laatste keer dat ik zelf een proef opzette was een jaar geleden. Weet je, organische chemie laat niet toe dat je een verbinding synthetiseert, dan twee dagen lesgeeft en onderzoeksvoorstellen schrijft, en dan terugkomt om je product op te werken. Dan is het allang ontleed. Ik moet er echt weer een keer tijd voor hebben: drie weken dat ik niets hoef te doen achter mijn bureau.’
Vind je dat wetenschappers te veel tijd kwijt zijn met voorstellen schrijven?
‘Het kost inderdaad tijd en is niet altijd eenvoudig. Maar ik mag niet klagen, er zijn tenminste mogelijkheden. Als je echt je best doet, dan krijg je wel geld, ook als je geen hele sterke connecties hebt of niet uit Nederland komt.
Het zou wel prettig zijn als je bij een universitaire aanstelling meteen tien promovendi zou meekrijgen om mee te doen wat je wilt. Het zou makkelijker worden gekke dingen uit te proberen en zo sneller ontdekkingen te doen. Nu moet ik voorzichtig zijn. Als op een project maar twee promovendi zitten die werkende chemie moeten hebben om hun proefschrift over te schrijven, kan ik niet al te lang risico’s nemen.’
Ben je een beetje een workaholic?
‘Ik hou van mijn werk. Als ik de hele dag nodig heb om het af te krijgen, ben ik misschien niet zo efficiënt. Maar met twee kleine kinderen is het lastig plannen. Vroeger wist ik altijd dat ik mijn deadlines wel zou halen, al was het op het laatste moment. Maar zo werkt het niet meer. Kinderen vragen niet of je tijd hebt of niet, en ze hebben altijd voorrang.’
Je werkt nog steeds veel samen met farmabedrijven.
‘Mijn chemie zit dicht bij hun behoeftes. Ik weet precies wat voor problemen ze hebben, en voor welk deel van hun chemie ik het meeste kan betekenen. Het doel van mijn groep is niet nieuwe moleculen te maken maar goede, duurzame synthesemethodes te ontwikkelen, zodat je ze gemakkelijker kunt produceren op grote schaal en daadwerkelijk kunt gaan toepassen.’
Hoe kwam je op de Grignard-Lewiscombinatie?
‘Eigenlijk wilden we enantiozuivere tertiaire alcoholen maken. Maar we liepen tegen een onverwachte nevenreactie op en we dachten dat we die misschien konden verhelpen met een Lewiszuur. We waren bang dat het niet compatibel zou zijn met het Grignardreagens, maar het bleek perfect te werken.
Een van mijn promovendi was bezig met heteroaromaten, en hij vertelde dat het hopeloos was en dat hij liever iets anders ging doen. Ik vroeg hem het eens met een Lewiszuur te proberen. Het werkte nog steeds niet dus ik raadde een ander Lewiszuur aan, en zo hebben we net zo lang combinaties gescreend tot we de juiste vonden.
‘Als je echt je best doet, krijg je wel geld’
Inmiddels lijkt het erop dat de combinatie van Lewiszuren en Grignardreagentia heel veel potentie heeft. We hebben nu al drie molecuultypes gesynthetiseerd die je vroeger niet kon maken. Mooi werk, toch? Ze vragen me vaak waarom ik het niet heb geoctrooieerd. Maar het klopt denk ik wel dat ik niet zo zakelijk ben. Ik wilde het zo snel mogelijk publiceren, om te voorkomen dat iemand anders me voor zou zijn.’
Weet je inmiddels ook wat dat Lewiszuur precies doet?
‘Nog niet helemaal, maar we weten nu wel welk Lewiszuur past bij welk substraat. Het gaat vooral om de reactiviteit, de sterkte van het zuur. En om het type: bij zuurstofhoudende verbindingen moet je bijvoorbeeld een oxofiel Lewiszuur uitkiezen. Het vraagt nog wel een hoop screening om écht het beste zuur te vinden.’
Hoe kwam je überhaupt op Grignardreagentia terecht?
‘Toen ik mijn carrière als zelfstandige wetenschapper begon, had ik eigenlijk heel andere chemie voor ogen. Mijn tenure-trackvoorstel was gebaseerd op autokatalyse, moleculen die hun eigen vorming katalyseren. Helaas is het nog geen succes. Die droom gaat niet uitkomen.
Op een gegeven moment dacht ik dat we misschien Grignardreagentia konden toepassen, ook omdat ik daar tijdens mijn postdocjaren veel mee had gewerkt. Er gebeurde helemaal niets in de autokatalyse, maar ik leerde zo wel veel over Grignardchemie. Zelfs van jaren vol mislukkingen steek je nog een hoop op.’
Wil je ooit nog terug naar Armenië?
‘Dat wordt lastig. Armenië heeft heel veel hoogopgeleiden, maar geen bodemschatten. Chemie is een dure wetenschap, ze kunnen de apparatuur en de materialen niet betalen. Ik kan er wel gaan doceren aan de universiteit, maar ik kan er geen experimenten doen.’
Hoe leg je het nut van organische chemie uit aan iemand die er niets vanaf weet?
‘Mensen nemen het voor lief. Ze nemen medicijnen in zonder zich af te vragen waar ze vandaan komen. Ik vertel gewoon dat het voedsel dat ze eten, de zeep die ze gebruiken, ja dat álles chemie is en dan vooral organische chemie. Als er niemand was die aan organische chemie deed, dan zouden we dat allemaal niet hebben.’
Arjen Dijkgraaf | maandag 14 november 2016