“Toen ik het allemaal bij elkaar zag, was ik onder de indruk. En mijn collega’s ook. We hebben zó veel excellentie in huis.” Aan het woord is Gerard van Koten, hoogleraar organische synthese in Utrecht. Sinds 15 april is hij decaan van de nieuwe, overkoepelende bètafaculteit, waarin de Utrechtse faculteiten Scheikunde, Biologie, Farmaceutische Wetenschappen, Natuur- en Sterrenkunde, en Wiskunde en Informatica zijn opgegaan. Het is meteen de grootste natuurwetenschappelijke faculteit in Nederland, met minstens zeshonderd eerstejaars.
De benoeming hing al in de lucht. Eerder was Van Koten voorzitter van het bestuur van de bètafederatie die de fusie heeft voorbereid. Sinds februari vorig jaar is hij universiteitshoogleraar, wat inhoudt dat hij niet meer gebonden is aan een van de ‘oude’ faculteiten. En als er iemand een reputatie heeft als onderwijsvernieuwer, dan is hij het wel.
Helderheid
“Ik vind het een voorrecht dat ik dit op mijn leeftijd nog mag doen”, zegt de 62-jarige Van Koten. Voor zijn gevoel is het hoog tijd dat er meer contact komt tussen de vakdisciplines. “Ik zie dat er juist op de grensvlakken geweldige mogelijkheden zijn. Toen ik begon in de organische synthese werkten we alleen aan kleine moleculen, want de grote konden we niet analyseren. Nu kunnen we ook heel grote moleculen aan, dankzij de ontwikkelingen op het gebied van analyseapparatuur. Ik vind dat dat inzicht binnen de universiteit te langzaam doorbreekt. We moeten met elkaar samen durven werken. De organisatiestructuur moet dat bevorderen, anders blijft het steken in privé-initiatieven. De bètafaculteit biedt die kans.”
Hij denkt er ook mee te kunnen scoren bij scholieren die een studie moeten kiezen. Buiten Utrecht geniet Van Koten vooral bekendheid als drijvende kracht achter de vernieuwing van het scheikundeonderwijs op havo en vwo. Wat hem betreft sluit vernieuwing van de universiteit daar naadloos op aan. “We hebben de verplichting om interessant te zijn voor jonge mensen. Om talent naar ons toe te trekken. Een belangrijke reden voor de fusie is dat er helderheid ontstaat voor vwo’ers.”
Voor die groep betekent de fusie vooral een forse uitbreiding van de mogelijkheden om een eigen studiepad te kiezen. Bij het instromen kunnen ze al kiezen uit zes hoofdrichtingen, en dankzij het major-minor systeem kunnen ze zichzelf straks binnen de faculteit naar believen verder verbreden.
Zwaartepunten
Geheel pijnloos zal de fusie niet verlopen. “We hebben plotseling zes mooie disciplines bij elkaar. De discussie is nu, wat onze zwaartepunten zijn. We moeten selecteren om te kijken wat we willen accentueren.” Ook de samenwerking met het bedrijfsleven is daarmee gebaat. “Ik denk dat men daar behoefte heeft aan duidelijkheid, dat men wil weten waar de bètafaculteit voor staat.”
Maar als hij voor zichzelf al keuzes heeft gemaakt, dan wil hij ze zeker nog niet kwijt. “Ik ben van plan om op inhoud de zaken bottom-up te organiseren”, zegt hij voorzichtig. “Het is een soort reorganisatie. Ik wil de mensen die met de inhoud bezig zijn, de gelegenheid geven om hun inbreng te leveren. Dat proces loopt tot midden september.”
Arjen Dijkgraaf, C2W-9, 2005