Benzoëzuur (of volledig benzeencarbonzuur) dankt haar naam aan de benzoë, een geurige hars afkomstig uit de boomsoort Styrax waar veel benzoëzuur in voorkomt. Een andere natuurlijke bron is fruit, met name bessen. Vooral cranberry’s bevatten hoge concentraties benzoëzuur. Ondanks deze natuurlijk bronnen, wordt de stof tegenwoordig vooral synthetisch geproduceerd uit tolueen.
Benzoëzuur dient met name als conserveermiddel, aangezien het gisten, bacteriën en schimmels kan doden. Je kunt het als E210 terugvinden in onder andere mayonaise, jam, salades en frisdrank. Ook diverse cosmeticaproducenten maken gebruik van dit molecuul om daarmee shampoo en crèmes langer houdbaar te maken.
De E-nummers 211, 212 en 213 zijn zouten van benzoëzuur met respectievelijk natrium, kalium en calcium en hebben een vergelijkbare functie. Al deze E-nummers komen echter alleen in relatief zure producten van pas. Zo wordt boven een pH van 4,5 benzoëzuur gedeprotoneerd en verliest het de antimicrobiële werking.
Daarnaast vindt benzoëzuur ook een toepassing in de geneeskunde, het is namelijk effectief tegen huidschimmels. In combinatie met salicylzuur, dat de bovenste laag van de huid zacht maakt, kan het benzoëzuur goed doordringen in de huid.