Ethylcyanoacrylaat behoort tot de familie van cyanoacrylaten. De dubbele binding tussen de twee koolstoffen levert aan deze familie de eigenschap dat ze goed polymeriseren. Het polymeer bestaat vervolgens uit lange en stevige ketens, vandaar dat we ze vaak tegenkomen in secondelijm.
Een klein beetje vocht, uit de lucht of op je vingers, is al voldoende om de polymerisatiereactie (snel!) op gang te brengen. Afhankelijk van de zijgroep, krijg je verschillende soorten lijm. Bijvoorbeeld octylcyanoacrylaat leent zich goed voor medische toepassingen. Ook kunnen andere stoffen worden toegevoegd om de lijm extra eigenschappen te geven, silicaschuim zorgt bijvoorbeeld voor meer viscositeit.
Cyanoacrylaten zijn eigenlijk per toeval ontdekt in 1942. Tijdens de tweede wereldoorlog was B.F. Goodrich Company op zoek naar een geschikt plastic voor vizieren in geweren. Onder leiding van Harry Coover Jr. kwam het onderzoeksteam in aanraking met een stof die overal aan bleef plakken, maar het bleek niet te zijn waar ze naar op zoek waren.
Zo’n 9 jaar later herontdekte Coover, intussen werkzaam bij Eastman Kodak, samen met een collega de cyanoacrylaten. Zij zagen praktisch nut in deze plakkerige stof, in 1958 werd voor het eerst hun lijm verkocht. Inmiddels is het niet weg te denken uit vele huishoudens.