Water is – misschien naast zuurstof – waarschijnlijk het meest ondergewaardeerde molecuul dat we kennen. Natuurlijk kunnen we ons een wereld zonder suiker, natriumchloridezouten of medicijnen niet voorstellen, maar zonder water zou niks op deze wereld het overleven.
Water lijkt zo vanzelfsprekend, zo normaal. Maar eigenlijk is het een heel bijzonder molecuul, hoe klein het ook is. Dat komt onder andere door het dipoolmoment: omdat de twee licht positief geladen waterstofatomen in een hoek van 104,45 ° staan op het licht negatief geladen zuurstofatoom, is water ‘polair’. Die eigenschap zorgt ervoor dat je mineralen, zouten en veel andere stoffen in water kunt oplossen.
Een andere bijzondere eigenschap die uit de polariteit van water voortkomt is het kunnen maken van waterstofbruggen. Die zorgen ervoor dat watermoleculen ‘elkaar vasthouden’ en zodoende voor een hoge oppervlaktespanning. Daardoor schaatsen sommige insecten zelfs op vloeibaar water.
Nu we het over schaatsen hebben, water bestaat natuurlijk ook in drie fases: vast, vloeibaar en gas. Vloeibaar water krimpt bij afkoelen tot het 4 °C is, daarna zet het juist uit (mede door waterstofbruggen). Dat maakt dat ijs, de vaste fase, blijft drijven: ijs is veel luchtiger dan vloeibaar water.
Verder heeft water een hoge soortelijke warmte: het kost veel energie om water op te warmen en eveneens om het af te koelen. Omdat de aarde voor 71% uit water bestaat, hebben we zo een mooie hittebuffer waardoor de temperatuur redelijk stabiel is.
In 1983 stond er een watergerelateerde 1 aprilgrap in de krant. Iemand had de op zich correcte maar niet gebruikelijke naam dihydrogen monoxide gebruikt en berichtte over alarmerende feiten als ‘groot verstikkingsgevaar’. Zie deze website voor meer ‘watersatire’.