Sommige mensen zweren erbij: een goede kop koffie om de dag met wat cafeïne te beginnen. Voor koffieliefhebbers die niet zo veel cafeïne willen consumeren, biedt het molecuul van de maand gelukkig uitkomst. Dichloormethaan kan namelijk als oplosmiddel gebruikt worden om cafeïne uit koffiebonen te halen.
Er zijn twee opties om dit te doen, directe en indirecte extractie. Grofweg komt het er op neer dat de bonen, respectievelijk droog of in heet water, behandeld worden met dichloormethaan. De cafeïne bindt hier dan selectief aan. De droge bonen moeten goed gestoomd worden om het oplosmiddel te verwijderen, bij de bonen in water kom je van het oplosmiddel af door verdamping. In beide gevallen worden de cafeïnevrije bonen gedroogd en geroosterd, alvorens er koffie van te maken. Aangezien de smaak- en aromastoffen pas na het roosteren worden gevormd, is cafeïnevrije koffie net zo smaakvol als reguliere koffie.
Volledig cafeïnevrije koffie is overigens lastig haalbaar. Daarom is in de Warenwet opgenomen dat in de droge bonen maximaal 0,1% cafeïne aanwezig mag zijn om ze cafeïnevrij te noemen. Uiteindelijk leidt dit tot ongeveer 3 mg cafeïne in decaf koffie, dit in tegenstelling tot gemiddeld 75 mg in reguliere koffie.
Er bestaan echter meerdere manieren om koffie te decafeïneren. Ethylacetaat heeft een vergelijkbare functie, en kan net als dichloormethaan dienen als oplosmiddel. Ook kan dit proces plaatsvinden met behulp van CO2 onder hoge druk of volgens de zogenaamde “Zwitsere watermethode”.